
Knapen en moordenaars
In 1920 trad Hermann Ungar in de openbaarheid met Knapen en moordenaars, een debuut waarin direct zijn bijzondere talent zichtbaar werd: het oproepen van menselijke afgronden, angsten en kwaadaardigheden.
Knapen en moordenaars bestaat uit twee vertellingen: ‘Een man en een dienstmaagd’ en ‘Verhaal van een moord’. De vertellende hoofdpersoon is in beide verhalen een even beklagenswaardig als verachtelijk wezen. Beide vertellers zijn opgegroeid zonder moeder en ervaren hun kinderjaren en jeugd als een tijd zonder liefde zowel van als voor mensen. Bovendien lijken ze genot te puren uit en hun bestaansgrond te vinden in juist de accumulatie van de combinatie van ongelukkig zijn, slechtheid en zelfhaat. Thomas Mann had het met betrekking tot de verhalen over de ‘cultus van het lijden’.